CCCP

Chicos

Grote jongetjes willen een kanon
Kleine jongetjes willen een ballon

Grote jongetjes willen naar de maan
Kleine jongetjes blijven kijken, blijven staan

Grote jongetjes staan bovenop de toren
Kleine jongetjes liggen liever in het koren

Grote jongetjes willen veroveren
Kleine jongetjes willen betoveren

Grote jongetjes willen scoren
Kleine jongetjes willen bekoren

Grote jongetjes willen het doen
Kleine jongetjes vragen liever om een zoen

Grote jongetjes tonen hun moed
Kleine jongetjes zijn te goed

Grote jongetjes gooien een bom
Kleine jongetjes zijn te dom

Grote jongetjes willen geld
Kleine jongetjes zijn al vanaf dag één uitgeteld

Baracoa, het terras van hotel La Rusa, zes uur 's avonds. Een volle maan aan de nog lichtblauwe hemel, zeewater dat zachtjes tegen de kade klotst. De ober brengt mij een Mojito. Een geïmproviseerde Mojito, gemaakt van een blikje fris en een flinke scheut rum. Geen mintblaadjes en geen citroensap, dat heeft het hotel niet in huis. Ik had eigenlijk een blikje bier willen bestellen, maar dat was er ook al niet. Zelfs bij het biertentje even verderop hadden ze me nee Baracoa Bayverkocht, terwijl er op het puntvormige afdakje toch grote logo's staan van Cristal, Cuba's bekendste biermerk.
Baracoa ligt in de Oriente, het oosten van Cuba. Het is een van de meest afgelegen en geïsoleerde steden van het eiland. Castro heeft in de jaren zestig weliswaar La Farola aangelegd, een weg over de bergen om het plaatsje te ontsluiten, maar dat is een fikse rit en door het brandstoftekort schiet de bevoorrading van Baracoa regelmatig tekort. Mijn drankje smaakt echter niet eens zo slecht, maar dat zal wel komen door die grote scheut rum. Ik kijk nog een keer naar de maan. Hij is al wat helderder geworden nu de zon langzaam ondergaat achter El Yunque (het aambeeld), de tafelberg die het landschap rondom Baracoa domineert. De hemel gaat langzaam over naar donkerblauw, de schemering valt. Kijkend naar de maan doet de schaarste in Baracoa me denken aan het grapje dat de ronde deed toen het ruimteveer de Challenger in januari 1986 uit elkaar spatte en de zeven bemanningsleden de dood vonden:

'Waarom drinken die Amerikanen toch zoveel Coca-Cola?'
'Because they can't get seven up.'

Ook bij het ruimteveer Columbia dat in februari 2003 ontplofte kwamen zeven bemanningsleden om het leven, er zullen wel niet meer astronauten in zo'n Space Shuttle gaan. Toen heb ik het grapje echter niet meer gehoord, 7-up bestaat volgens mij ook niet meer of is niet The moonmeer zichtbaar in de overvloed aan andere frisdranken. Neemt niet weg dat de reactie van Bush in 2003 dezelfde was als die van Reagan in 1986: 'Onze reis in de ruimte gaat door'.
Hotel La Rusa is een hotel genoemd naar de voormalige eigenaresse, een Russische prinses die zich na de Oktoberrevolutie van 1917 in Cuba vestigde. De voor de communisten gevluchte vrouw gaf wel haar steun aan de Cubaanse revolutie van 1959. Mensen kunnen soms van kleur verschieten op een manier waarbij een kameleon verbleekt. In het hotel hangen foto's van Fidel Castro en Che Guevara toen die er logeerden.

Baracoa is het stadje van de drie c's en één p: coco, cacao, café, plátano (kokosnoten, cacao, koffie, bananen): CCCP dus, de naam van de vroegere Sovjet-Unie.
In 1492 zette Columbus hier voet op Cubaanse bodem en noemde het 'la tierra mas hermosa que ojos humanos han visto'. Het mooiste land dat mensenogen gezien hebben. En hij had gelijk. Als je Baracoa via La Farola binnenrijdt, heb je het gevoel dat je het paradijs betreedt. De begroeiing langs de kant van de weg is prachtig: palmbomen, bananenbomen en flamboyans met tientallen felrode bloemen. Baracoa heeft de meeste palmbomen in Cuba, driehonderd per hoofd van de bevolking, zoals een buschauffeur mij eens vertelde. Lijkt mij wat veel, het is een min of meer een heel bos per inwoner, maar Cubanen overdrijven graag, en zo hoort het ook, het geeft het leven kleur.

De palmbomen staan garant voor een grote hoeveelheid kokosnoten. Hiervan wordt onder andere cucurucho gemaakt, een lokale lekkernij bestaande uit een mix van gemalen kokosnoot en honing. Het is verpakt in een palmblad dat gedraaid is in de vorm van een puntzakje, de vorm doet nog het meest denken aan die van een cornetto of die van een zak patat.
De palmbomen in de omgeving van Baracoa zijn anders dan die in bijvoorbeeld het dal van Viñales, ze zijn korter met grotere bladeren. De kleur van de bladeren is hier niet volledig groen, maar half groen, half geel Het zonlicht accentueert het geel, overdag weerkaatsen de bladeren het licht van de zon alsof ze gemaakt zijn van bladgoud. Het licht in Baracoa is prachtig, niet alleen overdag, maar vooral tijdens de zonsondergang. De in felle kleuren geschilderde koloniale huizen lichten dan op zoals nergens anders in Cuba.

Terwijl ik mijn cocktail drink kijk ik uit over de zee. In de verte ligt een landtong die de zee insteekt met daarop honderden palmbomen. Daar ergens mondt de Río Miel (de honingrivier) uit in zee. Het is een klein riviertje waar de lokale bevolking gaat zwemmen en waar kleine jongetjes vanaf het houten bruggetje in het water duiken. Ook de oevers van het riviertje staan bomvol met palmbomen die half over het water hangen. Soms plonst er zachtjes een kokosnoot in het water.
Aan de andere kant van het stadje bevindt zich een baai waar tientallen vissersbootjes liggen. Als je vanaf daar de kust volgt, kom je uit bij maagdelijk witte strandjes met een lichtschuimende branding, en daarachter de felblauwe zee.
In Baracoa staat ook de enige chocoladefabriek van Cuba. Het gebied is bekend om de grote hoeveelheden cacao die er worden verbouwd. Van de cacao wordt een verzorgende crème gemaakt die de vrouwen van het gebied op hun huid smeren. In het centrum van Baracoa bevindt zich het Casa del Chocolate, waar aan tafeltjes met roodwit geblokte tafelkleden hele gezinnen aan de chocolademelk zitten.

Baracoa telt zo'n vijftigduizend inwoners. Door de geïsoleerde ligging is het stadje het meest authentieke van Cuba. Je hebt er echt het gevoel dat je terugstapt in de tijd. Er zijn nog minder auto's dan in de andere steden van Cuba, bijna iedereen vervoert zich per Mannetjesfiets of loopt. Veel van de koloniale huizen zijn nog van hout, met op de veranda enkele schommelstoelen. Zittend op de kademuur van de Malecón, net zoals in Havana de naam van de boulevard, laten de bewoners flessen rum rondgaan en groeten iedereen die passeert. Op het plein bij de kerk zitten altijd dezelfde oude mannetjes te praten en in het Casa de la Trova speelt elke avond dezelfde band met een animador die overdag werkt als timmerman. Hij vraagt de toeristen waar ze vandaan komen en schreeuwt vervolgens de afstanden door de zaal, ondertussen wijzend in de richting waar de steden liggen; een levende richtingaanwijzer: Amsterdam: 10000 kilometer, Toronto: 2500 kilometer, Tokio: 15000 kilometer, Havana: 1000 kilometer, Santiago: 200 kilometer, My house: 100 meter, My wife: 2 meter. En hij wijst lachend op een lange Cubaanse die op een kruk aan de bar zit en vrolijk teruglacht.

In het kerkje op het plein bevindt zich La Cruz de la Parra, een houten kruis dat hier door Columbus zou zijn achtergelaten. Er is echter al jarenlang een discussie gaande over de vraag of dit wel waar is, houtdeskundigen onderzoeken de leeftijd en herkomst van het hout waarvan het kruis is gemaakt.
Hier voor de kust werd ook het houten beeldje gevonden van La Virgen de la Caridad, de maagd van de barmhartigheid, beschermvrouwe van de Cubanen. Volgens de La Virgen de la Caridadlegende werd het beeldje in 1606 uit het water opgevist door drie vissers. Toen ze het beeldje uit het water haalden bleek het een opschrift te dragen: 'Ik ben La Virgen de la Caridad'. Het beeldje is nu te zien in een basiliek in El Cobre, ook in de Oriente, zo'n twintig kilometer ten westen van Santiago. El Cobre is Cuba's bekendste bedevaartoord, het is het Lourdes van Cuba. La Virgen de la Caridad wordt binnen de Santería, de afro-cubaanse godsdienst, geassocieerd met Ochún, de godin van de liefde en de dans. De kleur van Ochún is geel, het houten beeldje van La Virgen draagt een goudgeel gewaad. Het beeldje werd gekroond door de Paus tijdens zijn bezoek aan Cuba in 1998.

De basiliek staat aan de rand van een grote kopermijn. Als je de basiliek bezoekt, bieden kleine jochies je steentjes aan met glinsterend kopererts die geluk zouden moeten brengen. Binnenin de basiliek vind je dankbetuigingen van de Cubanen aan La Virgen. Er liggen brieven en aan de muren hangen gouden hangertjes in de vorm van armen en benen. Ook zijn er medailles en bekers te zien die zijn gewonnen door Cubaanse sporters, zoals de hoogspringer Javier Sotomayor en de achthonderd meter loopster Anna Fidelia Quirot. Ook de Nobelprijs voor de Literatuur die Hemingway kreeg, heeft er gelegen, maar deze werd ooit gestolen en bevindt zich nu niet meer in de basiliek. De moeder van Fidel Castro liet er een gouden miniatuursoldaatje achter om zo bescherming te vragen voor haar zoon tijdens de revolutie.

Veel Santería-volgelingen geloven dat Castro van bovenaf beschermd wordt. Toen Castro zijn eerste speech hield in Havana werden er witte duiven losgelaten waarvan er eentje landde op zijn schouder en daar de hele speech bleef zitten. Dit gebeurde op 8 januari 1959 in Camp Columbia, het voormalige hoofdkwartier van het leger van de een week daarvoor gevluchte dictator Batista. Voor Santería-gelovigen staat de duif symbool voor Obatalá, de zoon van God. Obatalá is de Orisha (Santería God) die het menselijk lichaam vormde en die zijn geest, gedachten en dromen beheerst. De duif op Castro's schouder was voor de Santería volgers een duidelijke aanwijzing dat hij door de Orisha's was uitverkozen om het volk van Cuba te leiden en te beschermen.

Dit geloof werd nog versterkt toen hetzelfde gebeurde toen Castro enige maanden later in Washington D.C. was. Toen hij daar een bezoek bracht aan het Lincoln Memorial kwamen er vanuit een park duiven aangevlogen waarvan er eentje op zijn schouder ging zitten. En alsof het nog niet genoeg was, werd de voorstelling in 1989 nog een keer opgevoerd. Tijdens de speech die Castro hield ter gelegenheid van de viering van dertig jaar revolutie, kwam er weer een witte duif aanvliegen die plaatsnam op de schouder van El Salvador, de Verlosser.

Een groot aantal Cubanen gelooft ook dat de reden waarom Cuba na de revolutie door slechts een relatief klein aantal orkanen is getroffen te maken heeft met Castro's aanwezigheid. Wie de curve heeft gezien die de orkaan Mitch in 1998 maakte, zou er bijna in gaan geloven. De orkaan trok, komende vanuit het oosten, langs de zuidkust van Cuba, richtte daarna grote vernielingen aan in Midden-Amerika, maakte rechtsomkeer en scheerde langs de noordkust van Cuba om vervolgens door te trekken naar de Verenigde Staten. Daar staat tegenover dat in 2001 een van de zwaarste orkanen ooit, Michelle, dwars over het eiland trok en grote schade aanrichtte. Ook in 2002 en 2004 werd Cuba geteisterd door zware orkanen.
Castro zelf laat zich er overigens niet op voorstaan dat hij in dit alles gelooft. Hij kent de verhalen, maar doet ze af met een grap en gebruikt ze vaak op ironische wijze om zijn imago wat op te poetsen.

Vanuit Baracoa begonnen de Spanjaarden hun kolonisatie van Cuba. Hierbij werd de volledige inheemse bevolking bestaande uit zo'n honderdduizend Taino-indianen volledig uitgeroeid. Ook in andere koloniën in het Caribisch gebied hielden de Spanjaarden huis, zo werd op het toenmalige eiland Hispaniola, de huidige Dominicaanse Republiek en Haïti, ook de gehele bevolking van bijna een half miljoen indianen uitgeroeid. Werden ze niet vermoord, dan stierven ze wel door honger en uitputting in de goudmijnen. Dit belette president Balaguer van de Dominicaanse Republiek echter niet Faro a Colónom een gigantisch herdenkingsmonument voor Columbus in de hoofdstad Santo Domingo te bouwen, het Faro a Colón. In het straatarme land stak de president tweehonderd miljoen dollar belastinggeld in het monument, ook ter meerdere eer en glorie van hemzelf.

Het Faro a Colón is een grote klomp steen van een paar honderd meter lang waarvan de vorm het midden houdt tussen een flatgebouw en een kerk. Het bovenaanzicht heeft de vorm van een kruis zoals dat ook bij veel kerken het geval is. Op het dak staan grote schijnwerpers die 's avonds met laserstralen een gigantisch kruis projecteren op de wolken. Zodat we weten dat Christoffel, want dat was zijn voornaam, het allemaal deed in opdracht van God. Het monument werd ingewijd in 1992, vijfhonderd jaar nadat Columbus Amerika ontdekte. In de tombe in het monument zouden de resten van Columbus moeten liggen, dit wordt echter hevig betwist door de Spanjaarden en de Italianen. Over vijf verdiepingen verdeeld zijn exposities te zien over de ontdekkingsreizen van Columbus en over de uitgeroeide indianenbevolking.

Ook in Baracoa staat een beeld van Columbus, echter beduidend bescheidener van omvang. Aan de Malecón kijkt een anderhalf meter hoge buste van de ontdekkingsreiziger uit over de zee. Castro, niet gespeend van historisch besef, heeft ook een beeld laten plaatsen van Hatuey, de Taino indiaan die streed tegen de Spanjaarden. Op het plein voor de kerk in Baracoa staat een beeld van Hatuey met daaronder de inscriptie 'Primer rebelde de América' (De eerste rebel van Amerika). De indianenleider eindigde op de brandstapel waar hij door de Spanjaarden levend werd verbrand. Vlak voordat het vuur werd ontstoken bood een Spaanse priester hem geestelijke verlichting aan. Hij toonde hem een kruis en vroeg Hatueyhem Jezus te accepteren om zo toegang te krijgen tot de hemel. Hatuey vroeg de priester of de Spanjaarden ook in de hemel kwamen. Toen de priester daarop bevestigend antwoordde, verkoos het indiaanse opperhoofd als heiden te worden verbrand. Hij wilde niets te maken hebben met een God in wiens naam zijn volk was uitgeroeid. Hatuey is nu een Cubaans biermerk en Radio Taino een van Cuba's bekendste radiostations.

De Spanjaarden hebben Cuba bijna vier eeuwen lang gekoloniseerd. Na de stichting van Baracoa in 1512 volgden in de twee jaar daarna andere steden zoals Bayamo, Santiago de Cuba, Camagüey, Sancti Spíritus, Trinidad en Havana. De goudmijnen in Cuba waren echter al snel uitgeput en de Spanjaarden richten hun aandacht op andere landen in Midden- en Zuid-Amerika. Cuba werd een doorvoerstation voor het goud en zilver uit deze landen. Er werden in de steden aan de kust forten gebouwd om de rijkdom te beschermen tegen piraten en andere zeevarende naties. Befaamd in de Nederlandse geschiedenis is de verovering van de zilvervloot door Piet Heyn in 1628 voor de kust van Matanzas, zo'n honderd kilometer ten oosten van Havana. Ook Baracoa werd voorzien van forten, drie stuks, het bekende hotel El Castillo is gebouwd op de fundamenten van een van hen. In het Fuerte Matachín is het gemeentelijk museum gevestigd met een overzicht van de historie van de stad en de natuurlijke rijkdom van de omgeving. Er is bijvoorbeeld een vitrinekast te zien met honderden stukjes hout, elk afkomstig van een andere boomsoort. In het derde fort, Fuerte de la Punta, bevindt zich nu een restaurant dat uitkijkt over de baai met de vissersbootjes, met de berg El Yunque als zwijgend decor op de achtergrond.


Copyright © Harjan Bos. All rights reserved.