Kiezen maar
Caprichoso
(De wind blaast, de wind raast)
Neem een jongetje van zes jaar oud (Elián González). Hij woont in een arm land (Cuba). De ouders van het jongetje zijn gescheiden. Het jongetje woont bij zijn moeder en ziet af en toe zijn vader. Zijn moeder geeft hem iedere dag een bordje met een klein beetje rijst en bonen. Het jongetje speelt met draaitollen en hoepels die al heel oud zijn. Zijn moeder heeft weinig geld en kan hem niet meer geven.
Neem de president van het arme land (Fidel Castro). Hij is al heel lang president van het land. In het land worden af en toe verkiezingen gehouden, maar er is slechts één politieke partij.
Neem de president (Bill Clinton) van een rijk land (de Verenigde Staten). Ook in het rijke land worden af en toe verkiezingen gehouden. De president van het arme land zegt: 'Dat zijn geen verkiezingen. De stemmen worden bij opbod verkocht. De partij met het meeste geld wint. De armen hebben geen enkele kans.' De president van het rijke land zegt: 'Kijk naar jezelf. In jouw land kunnen de mensen alleen maar op jouw partij stemmen.'
Neem de moeder van het jongetje. Ze wil graag naar het rijke land. De mensen in het arme land zeggen dat het rijke land een paradijs is. De moeder van het jongetje wil graag naar het paradijs. Ze zegt tegen haar zoontje: 'Het is daar heel mooi, je kunt daar net zoveel Coca-Cola drinken als je wilt.' Het jongetje vraagt zijn moeder wanneer ze er naar toe gaan.
Neem de vader van het jongetje. Hij is bescheiden. Hij werkt hard voor een karig salaris. Hij heeft nu een andere vrouw, maar hij houdt nog steeds heel veel van zijn zoontje.
Neem de bouwer van een vlot. Hij is familie van de moeder van het jongetje. Hij knutselt een vlot in elkaar. Het bestaat uit tien autobanden en twintig planken. Dat is het enige materiaal dat hij bij elkaar kan sprokkelen. Op een dag laat hij het vlot te water. De moeder en haar zoontje zitten op het vlot. Het is nog rustig weer als het vlot vertrekt naar het paradijs aan de overkant van het water. Het is een lange tocht. De vader van het jongetje is niet bij het afscheid. Hij heeft al eerder afscheid genomen van zijn zoontje.
Neem de wind. Op de dag van het vertrek ontwaakt hij laat. 's Ochtends houdt hij zich rustig. Pas aan het eind van de middag wordt hij actief. Maar dan haalt hij de schade in. Hij blaast de golven tussen het eiland en het paradijs hoog op. Het vlot bevindt zich bovenop de golven. Het valt af en toe met een harde klap terug op het water. De moeder en het jongetje zijn bang. Ze hopen dat de wind zal gaan liggen. Maar de wind gaat niet liggen. Het vlot kapseist. De moeder raakt te water. Ze bindt haar zoontje vast aan een van de autobanden. Het jongetje drijft weg van zijn moeder. Hij ziet hoe ze af en toe onder water verdwijnt. Hij hoort haar gillen. Maar dan houdt op een gegeven moment het gegil op. Het jongetje ziet zijn moeder niet meer. Hij huilt. Hij drijft nu af op het paradijs. Het duurt heel lang voordat hij de kust kan zien. Dan spoelt hij aan. Politieagenten van het paradijs vangen hem op...
Neem de familie van het jongetje. Ze zijn lang geleden gevlucht uit het arme land en wonen op een schiereiland (Florida) in het paradijs. Het schiereiland is niet ver weg van het arme land. Het hangt er als een lokkende vinger boven. De familie weet dat de moeder en het jongetje onderweg zijn. Dan klopt de politie aan de deur. Ze leveren het jongetje af en vertellen dat de moeder het niet heeft gehaald. De familie vertelt het jongetje dat hij kan blijven en dat ze goed voor hem zullen zorgen. Ze geven het jongetje speelgoed. Er zitten knipperende lampjes op en het maakt een hoop lawaai. Er ontstaat getouwtrek rondom het jongetje. Op het schiereiland wonen een miljoen mensen die gevlucht zijn uit het arme land. Ze vinden dat het jongetje moet blijven. Ze zeggen: 'Je kunt een kind niet terugsturen naar de hel.' In het arme land gaan miljoenen mensen de straat op. Ze zeggen: 'Dit kun je een kind niet aandoen. Zijn moeder is dood. Hij moet terug naar zijn vader.' Het jongetje komt overal op de wereld op de televisie. De familieleden van het jongetje zwaaien voor de camera zijn arm heen en weer. Wat heeft hij het goed in het paradijs. Het jongetje voelt zich verlaten. Hij denkt aan zijn moeder. Hij vraag zich af waar ze is. Hij denkt aan zijn vader. Hij wil terug naar zijn vader. De president van het arme land zegt: 'Dit is absurd. Het jongetje moet nu terug.' De president van het paradijs besluit na vele maanden dat het jongetje terug mag. De mensen in het arme land dansen op straat, de vluchtelingen op het schiereiland mokken. Het jongetje wordt herenigd met zijn vader. Het jongetje straalt. De vader huilt van ontroering.
Neem de ontwerper van een stembiljet. Hij woont op het schiereiland in het paradijs. Hij ontwerpt de stembiljetten voor de presidentverkiezingen. Hij maakt er een zooitje van. Het stembiljet is zo scheef als het maar kan. De vakjes die de kiezers rood moeten maken staan niet naast de namen van de kandidaten van links (Al Gore, democraat) en rechts (George Bush, republikein), maar ze zweven er ergens tussenin. De kiezers stemmen vaak op de andere partij zonder dat ze er erg in hebben. De zittende president (Bill Clinton) is links. De vluchtelingen op het schiereiland zijn rechts. Ze worden nog rechtser als de zittende president besluit dat het jongetje terug moet naar zijn vader. Veel vluchtelingen lopen over naar het rechtse kamp. De verkiezingen zijn spannend. De resultaten van het schiereiland zijn beslissend. Ook daar is het spannend, er bestaat een verschil van maar een paar stemmen tussen links en rechts. Veel kiezers hebben op de verkeerde partij gestemd omdat het stembiljet scheef is. Er wordt opnieuw geteld. Er wordt nog eens geteld. Er komt een rechter aan te pas. Uiteindelijk wint rechts.
Neem de mensen op het strand van het schiereiland van het paradijs. Ze gaan niet stemmen. Ze gaan liever naar het strand. De president van het arme land gaat op de dag van de verkiezingen ook naar het strand. Niet naar het strand van het paradijs, maar naar zijn eigen strand, naar het strand van de hel. Hij zegt: 'Ik heb gezegd dat ik op de dag van de verkiezingen naar het strand zou gaan, net zoals de meeste mensen in het paradijs.'
Zo, en nu over tot de orde van de dag. We gaan stemmen. We gaan ons afvragen wie er nu precies verantwoordelijk was voor de overwinning van George Bush. Aan jullie de keuze. Denk goed na en overweeg je keuze zorgvuldig. Het zal duidelijk zijn dat de Amerikaanse presidentsverkiezingen in november 2000 werden gekenmerkt door een zeer wankel evenwicht, waarbij iedere individuele stem de balans kon doen overslaan naar de andere kant. Je kunt kiezen uit de volgende kandidaten:
Elián González. Om hem was het immers allemaal te doen.
Fidel Castro. Hij had niet moeten aandringen op de terugkeer van Elián. Dan had Clinton het jongetje niet terug hoeven te sturen. De democraten onder de Cubaanse ballingen waren in dat geval niet overgelopen naar het republikeinse kamp.
Bill Clinton. Hij had ervoor moeten zorgen dat Elián in de Verenigde Staten bleef. Al Gore had ook in dat geval gewonnen.
...................
Copyright © Harjan Bos. All rights reserved.